bijten

  1. menggigit.

Konjugasi

sunting
Infinitif: bijten
Bentuk kini Bentuk lampau
Tunggal Jamak Tunggal Jamak
ik bijt wij bijten ik beet wij beten
jij bijt jullie bijten jij beet jullie beten
hij/zij bijt zij bijten hij/zij beet zij beten
Partisip kini [kata kerja bantu) Partisip lampau Imperatif Subjungtif
bijtend (hebben) gebeten bijt bijte