aangeven

  1. menyerahkan, memberikan
    Kun je me de afstandsbediening aangeven? — Dapatkah anda memberi saya alat pengendali jarak jauh (remote control) itu?
  2. menunjukkan, menjelaskan.
    Hij heeft aangegeven waar het is. — Dia menunjukkan di mana benda itu ada.
  3. melaporkan, memberitahu
    Iemand aangeven. — melaporkan seseorang.
  4. menyatakan, memberitahu
    Niets aan te geven. — Tidak ada yang dinyatakan.

Konjugasi

sunting
Infinitive: aangeven
Bentuk kini Bentuk lampau
Tunggal Jamak Tunggal Jamak
ik geef aan wij geven aan ik gaf aan wij gaven aan
jij geeft aan jullie geven aan jij gaf aan jullie gaven aan
hij/zij geeft aan zij geven aan hij/zij gaf aan zij gaven aan
Partisip kini (Kata bantu) Partisip lampau Imperatif Subjungtif
aangevend (hebben) aangegeven geef aan geve aan